Ilmirah Okandze: de vrouw die rechtop blijft staan

Ilmirah Okandze (geboren op 17 december 1975 in Sint Petersburg - Rusland) is in vele opzichten uniek, maar allereerst wat betreft haar naam. De goedlachse vrouw die tegenover mij zit en wiens moeder uit Rusland, en wiens vader uit Congo komt is de enige in Rusland die die naam draagt. Dat brengt haar in de problemen zoals later in dit verhaal zal blijken. Maar eerst naar het begin.

Wat is een fijne herinnering aan je jeugd?

Ik zat op een kleuterschool en vond dat vaak vervelend, sommige kinderen pestten me omdat ik er anders uitzag dan zij. Maar op een dag, het was winter 1980, stond mijn oom uit Oezbekistan plotseling op het schoolplein. In zijn armen hield hij een gigantische meloen. Nu moet je weten dat meloenen in Rusland in die tijd heel zeldzaam waren, zeker in de winter, dus alle monden vielen open en ik voelde me heel stoer dat ik met mijn oom en de meloen naar huis mocht. Daarna waren de kinderen op school een stuk aardiger. Ik heb ook heel warme herinneringen aan de weekenden waarin mijn moeder altijd leuke uitjes voor ons verzon: naar musea, kleine stadjes in de buurt, oude paleizen, geweldig was dat!

 

Waarom heb je je land verlaten?

Ik was intussen volwassen, had Kamila, mijn dochtertje en kreeg een baan in een atelier waar militaire uniforms werden genaaid. Eerst beviel dat me goed; de bazin was aardig en het werk heel leerzaam. Maar na verloop van tijd begon het me op te vallen hoe slecht andere mensen (vaak ongedocumenteerden, uit bijvoorbeeld Tadzjikistan) werden behandeld. Soms kregen ze geen loon en werden belachelijk gemaakt als ze wilden bidden. Wat ik ook merkte, is dat ze heel snel werden vervangen door nieuwe werknemers. Ik vond dat onrechtvaardig en besloot er wat van te zeggen tegen mijn bazin. Zij reageerde daar niet echt op maar vervolgens kreeg ik wel te horen dat ik een fout had gemaakt in een naai-opdracht. Ik wist heel zeker dat dat het geval was. Mijn bazin eiste toen  €1000 schadevergoeding van mij, maar ik weigerde te betalen en ging naar huis. Twee dagen later stonden er drie mannen voor mijn deur. Ze eisten nu meer dan €1000 en opnieuw weigerde ik, waarop ze me in elkaar sloegen.

 

Toen ze wegwaren, wist ik niet wat ik moest doen, ik wilde in ieder geval niet naar de politie. Tegelijkertijd had ik medische zorg nodig, omdat ik onder meer een tand had gebroken. Ik besloot naar een dokter te gaan die me wilde doorverwijzen naar het ziekenhuis. Ik weigerde, bang als ik was dat ik opnieuw zou worden aangevallen. Ik wist niet dat de dokter vervolgens alsnog aangifte had gedaan. Blijkbaar is dat protocol als iemand slachtoffer is van geweld. En dus nodigde de politie mij uit voor een gesprek. Ik ging erheen en dacht dat het misschien zou helpen om het hele verhaal te vertellen, maar drie weken later ging het echt mis. Ik moest iets kopen bij de avondwinkel, het was mooi weer en ik liep in een dun shirtje met een spijkerjasje op straat. Ineens stopte er een zilvergrijze bus waar ik in werd gesleurd. Het laatste wat ik me herinner is dat er een zakdoek met vloeistof in mijn gezicht werd geduwd kreeg en ik mijn bewustzijn verloor.

 

Ik werd wakker in een donkere kelder, op een koude betonnen vloer. Ik wist niet meer of het dag of nacht was, tot iemand mijn IPhone in mijn gezicht duwde en me dwong mijn moeder op te bellen. Ik moest tegen zeggen dat ze zich geen zorgen hoefde te maken en ik gewoon even weg was. Alsof ze dat geloofde! Uiteindelijk heb ik dertien dagen in die kelder gevangen gezeten. Dertien dagen in het donker met in een hoek slechts een emmer als toilet, steeds dezelfde te dunne kleren aan en een luik in het plafond waar af en toe koude noedels doorheen gegooid werden. Ik voelde mij een beest, mijn menselijkheid en gevoel van hoop waren volledig weggeslagen. Na die dertien dagen moest ik een verklaring tekenen waarin stond dat ik mijn aangifte wilde wijzigen: ik zou door mijn dronken vriendje in elkaar geslagen zijn en niet door die mannen aan de deur. Er stond ook in dat ik intussen €10.000 moest betalen, want ik was veel te lastig geweest. Dat geld had ik niet, daarom wilden ze mijn huis. Maar dat stond op naam van mijn moeder. Hoe kun je iets van iemand vragen wat hij niet heeft? Ik voelde me totaal gebroken en tekende. Ze lieten me vervolgens gaan en gooiden me ergens langs de kant van de weg uit de bus. Hoe ik thuisgekomen ben, weet ik niet eens meer. Eenmaal herenigd met mijn moeder en dochter, belde ik een oude vriend op die advocaat is en vroeg hem om hulp. Hij zei: ‘we kunnen niets doen want je hebt getekend.’ Toen besloot ik met mijn dochter voor een paar maanden naar een neef in Parijs te gaan om daar tot rust te komen. Ik regelde intussen via een vriendin een woonruimte en werk in Moskou, maar ik wist: er is maar één Ilmirah Okandze in Rusland. Als je in het systeem zit, maakt het niet uit waar je heengaat, e vinden je toch wel. En dat bleek ook want toen we eenmaal terug in Sint-Petersburg waren, kon een vriendin van mij nog net voorkomen dat Kamila bij school werd ontvoerd. Dat was de druppel. Als zelfs mijn dochtertje hier niet veilig is, dan moet ik maken dat ik weg kom. Daarom heb ik Rusland dus verlaten.

 

Hoe ging je reis hiernaartoe?

Op 6 februari 2017 verlieten we Rusland. Het was zwaar om afscheid te nemen van mijn moeder, maar ze begreep het. We vlogen van Sint-Petersburg naar Tallinn, van Tallinn naar Düsseldorf en van Düsseldorf naar Parijs. We hadden een toeristenvisum van drie weken en toen een advocaat in Parijs vertelde dat hij niks voor ons kon doen, besloten we naar Nederland te gaan. Mijn neef zette ons af in Ter Apel, dat is echt het einde van de wereld! Kamila huilde veel en ik sprak nog amper Engels, daarom had ik op mijn hand het woord ASIEL geschreven. Gelukkig werden we door vriendelijke mensen opgevangen, maar de plek waar we sliepen was vreselijk. De wc’s, de bedden; alles was vies. In de gangen werd geblowd en geschreeuwd, het was een heel harde wereld met mensen van overal en nergens, dicht op elkaar gepakt. Na twee nachten werden we met een bus naar AZC Budel gebracht. Eenmaal daar aangekomen verzamelden zich politieagenten en beveiligers om de bus. Ik stond doodsangsten uit. Maar gelukkig gebeurde er verder niets. In Budel was het allemaal beter geregeld dan in Ter Apel. Maar mijn procedure stond er niet goed voor: ooit had ik vanuit Rusland een toeristenvisum voor Finland aangevraagd. Ik heb dat nooit gebruikt, maar toch was ik daarmee onmiddellijk een Dublin-claimant en zou ik hier geen juridisch perspectief hebben. Ik vroeg aan de mensen in Budel of we misschien in het zuiden mochten blijven om zo iets dichter in de buurt van onze neef in Parijs te zijn, maar vervolgens werden we naar Sneek gestuurd en daarna weer naar Ter Apel waar ik mijn interview zou hebben. Ik was daar gespannen over, helemaal toen bleek dat mijn advocaat het dossier niet had gelezen. De tolk was begripvol, mensen zeiden tegen me dat het wel goed zou komen, maar het kwam niet goed. Bij het interview kreeg ik allereerst een tissue, dat vond ik vreemd want het was helemaal mijn intentie niet om drama te gaan schoppen. Na het interview moesten we weer terug naar Sneek om de uitspraak af te wachten. Ik ervoer daar veel stress. Iedere dag gingen mensen kijken of er al post voor hen was, sommigen werden afgevoerd naar deportatiecentra, anderen verdwenen, en iedereen leed onder de grote onzekerheid. In augustus, na een jaar, hoorde ik dat we een negatieve beslissing hadden gekregen. Al het nieuwe bewijs dat ik in de tussentijd naar mijn advocaat had opgestuurd, had hij niet meegestuurd naar de IND, hoorde ik later. De IND gaf aan mijn verhaal niet te geloven en vertelde me dat Rusland een prima land was om te wonen. Vervolgens kreeg ik dertig dagen om te vertrekken en zou ik met Kamila naar een Gezinslocatie gestuurd worden. Terwijl ik inpakte, kwam een medewerkster van het COA naar me toe. Ze keek me veelbetekenend aan en zei: ‘je weet dat je maximaal 23 kilo bagage mee mag nemen he?’ Ik besefte toen: dat is het gewicht dat mee mag op een vlucht. Ze gaan ons dus terugsturen naar Rusland! Toen ben ik opnieuw met Kamila naar mijn neef in Parijs gegaan. Zij was intussen zo veranderd, zó veel te volwassen voor een kind van zes jaar oud. Na een maand zette mijn neef ons af in Rotterdam met al onze bagage. We moesten maar zien. Tijdelijk konden we via een aardige man uit Ivoorkust een klein kamertje huren, maar hij werd bang dat de politie ons zou ontdekken en stuurde ons naar de Pauluskerk waar we vijftig euro kregen voor mogelijke huur. Met dat geld zijn we naar Amsterdam gereisd waar we op verschillende plekken logeerden en het Wereldhuis leerden kennen. Via deze organisatie konden Kamila en ik uiteindelijk voor langere tijd in het Jeannette Noëlhuis wonen. En daar zijn we nog steeds. Dat was dus de reis naar dit punt.

 

Hoe is je leven nu?

Ik heb nog steeds stress. Maar voor het eerst voel ik mij door anderen ondersteund. Ik kan mensen vertrouwen, dat kon in Rusland nooit, alleen mijn eigen familie. Het Noëlhuis heeft me veel rust gegeven. Maar voor die rust heb ik wel een enorme prijs betaald. Ik heb alles moeten achterlaten. Mijn moeder is nu ziek. Ik wil haar zien, voor haar zorgen maar ik kan niet meer terug, want ik sta in Rusland nog altijd op een zwarte lijst. We facetimen iedere dag, maar de gedachte dat ik haar misschien wel nooit meer zal zien, is verschrikkelijk. Ik leid mezelf af met naaiwerk, af en toe een cateringklus en de zorg voor mijn dochter. Ook ben ik onder behandeling bij Equator. Anders had ik je dit verhaal nooit kunnen vertellen.

 

Wat is je droom voor de toekomst?

Echte rust krijgen. Onafhankelijkheid. Mijn eigen plekje en papieren natuurlijk. Ik wil opnieuw asiel aanvragen, omdat ik mijn verhaal nu veel beter kan vertellen en omdat ik intussen betere advocaten ken. Ik geef niet op, ik blijf rechtop staan. Dat ben ik mijn moeder en mijn dochter verplicht.